Ook de omstandigheden van een moord kunnen een rechercheur ertoe verleiden al te snel in de schuld van een verdachte te gaan geloven. Hij komt in aanraking met de treurende familie van het slachtoffer of wordt geconfronteerd met de lugubere details van een kindermoord. De emoties die daardoor worden opgeroepen, kunnen de blik op de waarheid vertroebelen.
Blaauw onderkent het probleem: 'Je wilt zo graag de waarheid en dan heb je er een hekel aan wanneer er iemand met een tegenverhaal komt. Bederf mijn theorie niet, denk je dan. Daarom moet je voortdurend kritisch zijn op wat je aan het doen bent. Het is levensgevaarlijk er te snel van uit te gaan dat je de dader al te pakken hebt. Ik heb daar te veel mensen mee de fout in zien gaan.'
Gemakshalve slaat hij daar zijn eigen rol in over jammer Jan een gemiste kans om met jezelf in het reine te komen.
De suggestie van Blaauw dat de opsporingsmethoden van de politie anno 1996 nog veel te wensen overlaten, lijkt niet uit de lucht gegrepen. Zo is er sinds kort een verhoormethode in zwang geraakt die op zijn zachtst gezegd omstreden is. Het gaat om de 'Zaanse methode', genoemd naar het politiebureau waar ze in 1994 voor het eerst in praktijk werd gebracht.
Bij deze methode gaat het erom de verdachte de moord te laten herbeleven. Elke vorm van nonverbale communicatie waarop de verdachte zich vervolgens laat betrappen, wordt als relevant beschouwd. In het ideale verhoor, althans volgens deze methode, zou de verhoorkamer een kopie moeten worden van de plaats waar het delict heeft plaatsgevonden. Geur-, smaak- en beeldmanipulaties vormen probate hulpmiddelen om de herbeleving op te roepen.
Continue reading →